Die vraag kan een bezoeker verwachten wanneer hij de woning van Theo en Aty Oskam wil binnenstappen. Als de hoeveelheid fraaie kunstwerken in hun appartement een maatstaf zou zijn, dan is dat geen gekke vraag. Het is behoorlijk indrukwekkend wat Aty Oskam gedurende haar hele leven heeft gemaakt. De collectie die is uitgestald in hun woning is nog maar een fractie daarvan. Alleen al in Aty’s werkkamer annex atelier hangt en staat genoeg voor minstens één museumzaal.
Jong begonnen
Aty is al vanaf heel jong creatief bezig. In haar prille jeugd – ze was zes jaar toen de oorlog voorbij was – was er weinig materiaal om iets mee te doen. Ze had een potloodje en wat papiertjes van haar vader. Toen ze in 1952 naar de middelbare school ging, werd het al iets beter: ze kreeg toen voor het eerst een doos met kleurpotloden van Caran d’Ache; dat was een verplichte aanschaf. Ze leerde toen nog niet echt creatief tekenen, maar vooral dingen natekenen.
Toen Aty zeventien was, kwam haar talent echt naar de oppervlakte. Ze ging naar de kweekschool en kreeg daar tekenles van een kunstenaar die haar enorm heeft gestimuleerd: Jaap Ploos van Amstel. Aty leerde werken volgens allerlei technieken en met verschillende materialen; ze was in haar element. Die kunstenaar zei haar aan het eind van haar opleiding: ‘jij moet doorgaan met tekenen’.
Veel geleerd
En dat heeft ze gedaan: diverse aktes haalde ze, allemaal in de avonduren naast haar werk als onderwijzeres. Aty begon haar werkzame leven in Haarlem en verhuisde na vijf jaar naar Bussum. In die periode bezocht ze Middeloo in Amersfoort. Dit was eerst alleen een sociaal-pedagogische opleiding, maar later werd het ook een kunstacademie. Aty: “Daar heb ik zoveel geleerd. Er gaven verschillende kunstenaars les, je kwam met allemaal nieuwe dingen in aanraking. Het was de tijd dat de moderne richtingen opkwamen: Picasso bijvoorbeeld. Maar ook allerlei architecten die nieuwe dingen ontwierpen. Een heerlijke sfeer om in bezig te zijn.”
Van vier van de zes vakken die daar werden gedoceerd heeft Aty in vijf jaar tijd deelcertificaten gehaald: tekenen, papier/karton (ook boekbinden), klei (inclusief keramiek en zelf glazuren maken) en leer (o.a. tassen en sandalen maken). Daarnaast volgde ze ook het vak ‘vormen’ waar ze met nog veel meer soorten materiaal leerde werken: van steen en perspex tot rotan en pitriet. Metaal en hout waren de vakken vijf en zes. Ook daarmee heeft Aty gewerkt, maar in mindere mate. Van hout heeft ze o.a. (flat)gebouwen gemaakt met een bijzondere structuur.
Omdat schilderen en aquarelleren het makkelijkst waren om thuis te doen, is Aty zich daarop gaan concentreren. Na periodes van lesgeven in Rotterdam en Capelle a/d IJssel kwam er een periode van niet-werken. Toen kon Aty zich nog meer op haar creatieve kant concentreren. Ze ging naar de Vrije Academie in Rotterdam, waar ze zich twee dagen in de week bekwaamde in modeltekenen. Daar heeft Aty nog heel wat voorbeelden van bewaard: erg fraaie schetsen en tekeningen, gemaakt met o.a. houtskool, Oostindische inkt en potlood. De opdrachten varieerden van naaktmodellen tekenen (soms moest het in twee minuten, zodat je werd getraind om goed te leren kijken) tot portretten en stillevens.
De zaterdagclub
Dit was ook de periode van de ‘zaterdagen’: elke zaterdag ging Aty met een groepje kunstenaars ergens in de omgeving schilderen, buiten. Dat kon de Krimpenerwaard zijn, of Kinderdijk of de Rottemeren, maar ook bij een kinderboerderij bijvoorbeeld. Bij slecht weer vroeg de groep toestemming om in een museum te mogen schilderen. Zo schilderden ze in de Dubbelde Palmboom, het Wereldmuseum en het Maritiem Museum, in de laatste boven op het dak.
In die periode heeft Aty heel veel aquarellen gemaakt. Vooral bloemen hadden haar voorkeur en daarvan waren rozen haar specialiteit. Aty: “Dan ging ik er ’s avonds met de snoeischaar een paar plukken in de buurt (van de gemeente). Rozen van de bloemist zijn minder geschikt; die zijn niet zo speels.”
Eigen weg
Op de Vrije Academie kwam Aty in contact met de Rotterdamse kunstschilder Hans Hazenbroek. Hij stimuleerde haar om ook met olieverf te gaan werken. Aty had het erg naar haar zin op de Vrije Academie: “Ik heb daar heel goede docenten gehad. Bovendien werk je met mensen die allemaal begaafd zijn, dus het niveau werd daardoor erg opgetrokken. Toch ben ik altijd mijn eigen weg blijven volgen. Ik kreeg allerlei opdrachten, ook vaak heel modern: kubistisch, abstract. Ik heb het allemaal gedaan. Maar uiteindelijk lag mijn hart toch meer bij de realistische dingen, de natuur bijvoorbeeld. Een docent zei tegen me: ‘Ik heb er respect voor dat je toch altijd je eigen dingen bent blijven doen en je niet te veel hebt laten beïnvloeden door mij’.”
Ook op vakantie gingen de schilderspullen mee. Aty heeft dan ook heel wat fraaie aquarellen van mooie plekjes in bijvoorbeeld Frankrijk, Spanje en Oostenrijk.
Aty heeft zich ook nog anderhalf jaar beziggehouden met figuur boetseren. Ze heeft toen veel gehad aan haar opleiding modeltekenen.
Veel van de schilderijen in de woning van Aty en Theo en de schilderijen bij hun voordeur en op de 4e etage heeft Aty gemaakt in de periode dat zij en Theo in de Binnenhoftoren wonen. Onder andere tijdens de wekelijkse BHT-hobbyclub in de recreatieruimte.
Het belangrijkste bij het schilderen vindt Aty de intensiteit van het kijken: “Of het nu een landschap, een stilleven of een bloem is, telkens vind ik het weer een uitdaging om door middel van goed te kijken een onderwerp uit te beelden.”