De oorlogsjaren in Ommoord en omgeving

(door Wim Heistek)

Ook dit jaar, inmiddels 76 jaar na de bevrijding, werd op 4 en 5 mei overal in ons land de Tweede Wereldoorlog  herdacht.

In grote letters op de voorpagina van de Oud-Rotterdammer van 4 mei: Blijf het oorlogsverhaal doorvertellen”. Niet alleen ik kan me hierin vinden, maar nog drie bewoners van de Binnenhoftoren, die elk hun eigen herinneringen hadden aan een donkere periode die zij weliswaar als kind, maar toch bewust, hadden meegemaakt. Ik kreeg hun verhalen mede naar aanleiding van mijn eerdere artikel over de voedseldroppings van 1945. Aanvankelijk had ik het plan u iets te vertellen over hoe men de oorlog in Ommoord en omgeving had ondergaan, maar ik wil toch graag ook plaats inruimen voor hun herinneringen……. opdat men het verleden niet vergeet.

Het bombardement op Rotterdam
Na de Duitse inval van 10 mei 1940 werd er in en rond Rotterdam fel gevochten en hoewel de strijd zich nog niet direct afspeelde in de Prins Alexanderpolder, kregen de bewoners er wel het een en ander van mee. Maar helemaal werden zij hiermee geconfronteerd toen op 14 mei 1940 een deel van Kralingen en het centrum van Rotterdam werd gebombardeerd. In de vroege middaguren zagen de polderbewoners Duitse vliegtuigen overtrekken, hoorden en voelden zij de luchtdruk en trillingen van explosies die op slechts enkele kilometers afstand plaatsvonden. Zij zagen donkere wolken boven de stad hangen en rookkolommen van soms wel honderden meters hoog verduisterden de hemel.  De hierboven geplaatste foto laat dit overduidelijk zien.

Daags na de explosies kon men in de polder zien hoe krachtig die waren geweest: roetvlokken dwarrelden naar beneden en tussen de kassen vonden tuinders papieren van in het centrum gevestigde bedrijven. Maar ook de dagen voor het bombardement waren voor veel bewoners verschrikkelijk, vooral als men zo ongeveer in de vuurlinie woonde. Neem bijvoorbeeld degenen die woonden op het Noordereiland waar een hevige strijd om de Maasbruggen woedde en Duitse troepen via de Koninginnebrug al waren opgerukt.

Medebewoner van de Binnenhoftoren J.A. van Lieshout woonde als kind tussen Maasbrug en Koninginnebrug en beschreef zijn herinneringen kortgeleden in de Oud-Rotterdammer. Een treffend verhaal, dat met zijn instemming hier wordt weergegeven.

Noordereiland 10 mei 1940

Op 10 mei 1940 woonde ik als vijfjarige met mijn ouders en broertje van twee jaar precies op de hoek aan de Van der Takstraat, pal tegenover de Koninginnebrug, op de tweede etage.

Mijn vader, die later onderwijzer werd op de Sint Franciscusschool en de bijnaam ‘de kale’ had, was gemobiliseerd en vocht voor zijn leven bij de Dordtse brug. Met mijn moeder en broertje beleefde ik in de vroege morgen van die tiende mei vreselijk angstige uren en, naar later zou blijken, onvergetelijke dagen. Nu nog. Nog steeds zie ik mij als kleuter voor het raam staan en zie ik een soldaat, kruipend over de afrit van genoemde brug. Dagen later wist mijn grootvader, wonend juist aan de overkant, ons op te halen. Weer wat later kregen we onderdak bij een oom en tante in de Laurierstraat, tegenover het bedrijf waar mijn oom werkte, WELCA geheten. We sliepen daar in een lascel. Na dagen ging het gerucht dat wij van het Noordereiland af mochten. Met op de achtergrond een brandende Statendam stonden we in het donker in een lange rij tevergeefs te wachten. Een dag of misschien later vertrokken we naar Zuid. Op de Beijerlandselaan 32a kregen we een etagewoning boven een zaak waar onze moeder al voor het uitbreken van de oorlog onze kinderkleding kocht.

Vijf veelal angstige en zeker geen leuke kinderjaren zouden volgen. Jaren waarin ik heb leren incasseren. Fysiek en geestelijk. En waaraan ik steeds moet terugdenken bij het zien van die verschrikkelijke oorlogsbeelden op televisie.

J.A. van Lieshout

Vlucht naar de polder
Na het bombardement trok een eindeloze rij mensen weg uit de brandende stad, waar het vuur nog steeds om zich heen greep. Een stoet zonder begin of einde trok de polder in. Ze kwamen lopend, sommigen duwend achter karretjes met een paar schamele bezittingen die ze hadden kunnen redden of naast zwaarbepakte fietsen. Een enkeling met een auto reed in sukkelgang tussen die lange rijen.

Veel boeren en tuinders vingen de vluchtelingen op, ze konden slapen op stro in schuren, op zolders, in tuinhuisjes of waar maar een plek was. Na een aantal dagen toen de branden waren uitgewoed en de situatie veilig leek, gingen de meesten weer terug naar de stad om vaak te ontdekken dat er van hun huis en bezittingen niets meer over was. Sommigen trokken opnieuw de polder in, op stukken land van boeren en tuinders werden noodwoningen gebouwd. Tot ver na de oorlog zou deze woningnood duren, ook dan nog waren velen gehuisvest in wat vijf jaar eerder als tijdelijke behuizing werd gedacht. Een bijzonder voorbeeld van woningnood was te zien in een bocht van de Ommoordseweg waar een aantal oude autobussen (zie foto) werden geplaatst voor bewoning. Al spoedig kreeg het de naam Bussenbocht.

Het dagelijks leven in de polder
Zo op het oog veranderde er in de eerste oorlogsjaren weinig in het dagelijks leven in de Prins Alexanderpolder, waar Ommoord deel van is. Maar voor een gebied met veel land- en tuinbouw zou dat spoedig veranderen. Nederland werd door de Duitsers verplicht tot het exporteren van een deel van zijn agrarische productie naar Duitsland, onder meer de helft van alle groenten en fruit, maar ook moest worden geleverd aan het Duitse bezettingsleger. Toch kon Nederland tot in de zomer van 1944 nog redelijk aan de behoefte van de eigen bevolking voldoen.

Voor sommige bewoners van de polder bracht de bezetting op onverwachte wijze nog iets positiefs. Tot 1940 vonden onder andere het Gemeentelijk Energie Bedrijf en de Drinkwaterleiding het te kostbaar leidingen en kabels door te trekken naar afgelegen gebieden. Toen de Duitsers begonnen met het vorderen van dit materiaal voor hun eigen oorlogsindustrie, beseften de betreffende bedrijven dat ze zo snel mogelijk de aanwezige voorraad moesten wegwerken. Om verdenking van sabotage te voorkomen, werden plotseling de afgelegen gebieden wel financieel interessant om te worden aangesloten op de diverse netten.

Rondom de jeep de Duitse soldaten die aan de Ommoordseweg waren ingekwartierd. De foto werd genomen nadat de Duitsers zich hadden overgegeven. De jeep is van de bevrijders en erop de Nederlandse vlag.

Gedurende een groot deel van de oorlog dienden bewoners van onder andere de Ommoordseweg en de Hoofdweg inkwartiering te verlenen aan Duitse militairen. Aan de Ommoordseweg, zo ongeveer ter hoogte van het huidige bedrijventerrein, stond een groot Duits zoeklicht waarvan de tienkoppige bemanning aan genoemde weg was ondergebracht. Hiertegen konden de bewoners niets doen, de bezetter kon de woonruimte vorderen en deed dit op grote schaal.  Aan diezelfde weg waren op sommige plaatsen ook onderduikers aanwezig, er konden dus gevaarlijke situaties ontstaan: bezetter en onderduikers aan één weg van ruim drie kilometer. Om de onderduikers te kunnen voorzien van voedsel werd er soms illegaal geslacht. Dat het gebied toch wel afgelegen lag, bleek wel tijdens de door de Duitsers ingestelde avondklok. Bewoners gingen, als het eenmaal donker was, bij elkaar op visite door via landerijen en kassen stiekem over te steken.

Luchtgevechten
In de latere oorlogsjaren vonden boven het gebied van de polder Prins Alexander enige luchtgevechten plaats. Tijdens zo’n actie werd een toestel dusdanig in het nauw gedreven dat het gedwongen was zijn bommenlast te laten vallen, wat gebeurde nabij de Vlietkade en de Wollefoppenweg. De luchtgevechten lieten ook hun sporen na op het maaiveld. Het grasland lag bezaaid met scherven van in de lucht ontplofte luchtafweergranaten. Als er gemaaid werd, klonk er bij contact tussen zeis en scherven dan ook regelmatig een metaalachtig geluid.

Op 30 maart 1944 wordt een geallieerd vliegtuig neergeschoten in de omgeving van Terbregge, waarbij de bemanning zich per parachute in veiligheid wist te stellen. De bezetter loofde een beloning uit voor de aanhouding van de bemanning. Om te voorkomen dat er vliegtuigen konden landen op de weilanden plaatsten de Duitsers grote palen in de grond, in de volksmond Rommel-asperges genoemd. Tijdens de strenge winter van 1944-1945 hakten de bewoners deze palen in stukjes en gebruikten het hout als brandstof. Dat laatste gold ook voor de stadsbevolking: overal werden bomen illegaal gekapt of zelfs meubels aan stukken gezaagd om zo aan brandhout te komen. De wegen en straten veranderden van aanzien, er stond geen enkele boom meer langs de kant van de weg.

Op meerdere plaatsen in de Prins Alexanderpolder legde de bezetter in de laatste jaren van de oorlog tankwallen aan, onder andere bij de kruising van Hoofdweg, Terbregseweg en Bosdreef. De Duitsers hoopten dat hiermee een eventuele invasie van de geallieerden kon worden belemmerd. Elders in de polder moesten hiervoor enkele huizen van tuinders worden gesloopt, in de buurt van Terbregge en Ommoord viel dit wel mee.

Het huis op de foto is pas een paar jaar geleden gesloopt en stond op de kruising van Hoofdweg, Terbregseweg en Bosdreef. Een Duitse tankwal pal naast het huis, het zal voor de bewoners niet prettig zijn geweest.

Onder andere in de Ommoordseweg en in de bermen van de Wollefoppenweg groeven de Duitsers eenmansputten. In totaal waren het er wel 150. De grond die ze weggroeven, stortten ze in de sloten naast de weg. Na de oorlog moest deze schade aan de wegen en sloten worden hersteld.

Hongerwinter 1944
Door de land -en tuinbouw, ook in het gebied dat we nu kennen als de woonwijk Ommoord, waren velen zelfvoorzienend en had men ook in de vreselijke hongerwinter van 1944-1945 nog voldoende voedsel. Maar ook hier kwamen vele naar eten zoekende stadsmensen langs; sommigen hadden wat geld bij zich, anderen artikelen die men wel wilde ruilen tegen eten en weer anderen konden helemaal niets meebrengen. Toch werd welhaast eenieder indien mogelijk voorzien van iets. In het algemeen was de gemeenschapszin elkaar te helpen groot. Maar er kwam ook een moment dat het voor de tuinders moeilijk werd: door een gebrek aan kolen was het hun niet meer mogelijk de kassen te verwarmen, zodat producten als tomaten en komkommers schaars werden.

Deze bijzondere tekening heeft mijn vader in of na de oorlog verkregen en ik vond deze in zijn nalatenschap. Kijk eens naar de details, werkelijk alles staat erop: van voedselnood tot het kappen van bomen voor verwarming, van Duitsers die er met het beste vandoor gaan tot een fiets met een wiel van een kinderwagen.

Als kind mee op zoek naar eten

In de hongerwinter was ik pas zes jaar, maar ik heb toch wel herinneringen, voor een deel uit verhalen die mij later werden verteld. Ook bij ons in het gezin waren het soms karige rantsoenen, maar er was altijd wel wat op tafel. De door mijn in hetzelfde huis wonende grootmoeder gemaakte stroop van suikerbieten was eigenlijk best lekker.

Een buurmeisje van toen een jaar of twintig wilde voor haar en mijn ouders wel proberen in de Alexanderpolder eten op de kop te tikken. Zij vroeg de wandelwagen van mijn toen 2-jarig broertje te leen en zette mij daarin. Dat zou toch wel indruk maken.

’s Ochtends vroeg op pad, maar wij waren niet de enigen. Rijen hongerige mensen gingen van erf naar erf, maar er was weinig te krijgen. Tegen het etensuur hadden we geluk, de boerin vroeg of we mee wilden eten. De borden werden volgeschept met voedsel dat we al lang niet meer hadden gegeten. Bordje was snel leeg en er werd nog iets opgeschept. Plotseling een misselijk gevoel, hollend naar de wc, maar al in de gang kwam alle eten er weer uit. Dat vette eten was mijn maag niet meer gewend. Boerin boos, wees ons de deur en riep na dat we ontevreden gasten waren. Vlug naar huis, helaas zonder eten voor de ouders.

naam en adres van schrijver bij auteur bekend

Inundaties in buurt van Ommoord
In 1944 zette de Duitse bezetter grote delen van Nederland onder water; ook deze maatregel namen zij om de te verwachten invasie van de geallieerden te bemoeilijken. Ook rondom Rotterdam wilden zij een ring van inundaties aanleggen en zo kwamen in maart 1944 een aantal polders rond de Rotte onder water te staan: de Eendragtspolder, Tweemanspolder, de Zuidplaspolder en de polders van Bleiswijk en Hillegersberg. De Tweemanspolder werd in 1945 door de bij fietsers langs de Rotte bekende Molenviergang in enkele weken weer drooggemalen.

De bewoners van de polder Prins Alexander hielden droge voeten, maar dat scheelde maar weinig. De genoemde polders liggen om en nabij Zevenhuizen en Bleiswijk en naar huidige maatstaven gerekend stond het gebied waarin nu de Zevenhuizer Plas en een deel van de wijk Nesselande liggen wel blank. Pas na de oorlog kon het water worden weggepompt en de schade worden hersteld.

Nog een bewoonster van onze Binnenhoftoren liet weten bijzondere herinneringen aan een gebeurtenis te hebben die plaatsvond op 18 maart 1945, dus anderhalve maand voor de bevrijding. 75 jaar later werd een monument voor de slachtoffers onthuld waarvoor ook zij was uitgenodigd. Haar relaas wil zij met u delen:

Een V1 viel op woningen in Blijdorp.

Als toen negenjarig meisje kan ik mij een voorval uit het oorlogsjaar 1945 nog goed herinneren. 

Een V1 was een vliegende bom die door de Duitsers vanaf het vasteland werd afgevuurd op Engeland en daarbij over bewoond gebied vloog. In de vroege ochtend van 18 maart 1945 ging dat mis. Om 07.18 uur stortte een falende V-1 neer op een blok huizen in de wijk Blijdorp.  De gevolgen waren rampzalig: 34 woningen in de Treubstraat en Kerdijkstraat werden geheel verwoest, 80 zwaar beschadigd. Het was op een vroege zondagmorgen, dus veel mensen waren thuis met als gevolg dat 42 mensen werden gedood en 48 gewond.

De glasschade in de wijde omgeving was enorm. Wij woonden op een paar honderd meter afstand, maar ook bij ons waren alle ruiten gesprongen, een enorme ravage in en rond ons huis.

naam en adres van schrijver bij auteur bekend

De bevrijding
Op acht mei 1945, vier dagen na de capitulatie, trokken vroeg in de ochtend de eerste jeeps van het Canadese leger Rotterdam via de buitenwijken binnen. Tegen het eind van de middag arriveerde vanuit Apeldoorn, via de Hoofdweg, een grote stroom militaire voertuigen.

De Canadese militairen sloegen op diverse plaatsen in Rotterdam hun tenten op. Het Kralingse Bos werd gemeden vanwege de daar aanwezige landmijnen rond de Duitse opslagplaatsen voor munitie.

Op 15 mei begon de uittocht van de Duitsers, ze trokken weg naar het oosten, deels ging de aftocht via dezelfde weg als de bevrijders binnenkwamen, de Hoofdweg.

In elke wijk, in elke straat werd het bevrijdingsfeest uitbundig groots gevierd met allerlei activiteiten voor jong en oud. Wat voor activiteiten, zie zo maar een bladzijde uit het originele programmaboekje.

De foto’s in dit artikel zijn zowel afkomstig uit de privécollectie van de auteur als van de Historische Commissie De Ommoordse Polder en van Terbregge’s Belang.

10.05.2021

Eén gedachte over “De oorlogsjaren in Ommoord en omgeving”

  1. Wim wederom een heel indrukwekkend verhaal. Ik lees steeds alles wat je schrijft. Zo interessant! Ook voor de jongere generatie.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.