Naar de jeugdherberg

(door Wim Heistek)

Jeugdherbergkaart met bezoeken erop aangetekend.

Dit artikel schreef ik in maart 2014 voor de Oud-Rotterdammer en naar aanleiding daarvan ontving ik toen talrijke reacties uit binnen- en buitenland. Daaruit bleek dat, met name in de jaren 40, 50 en 60, trektochten langs jeugdherbergen voor de toenmalige jeugd het ultieme vakantieplezier waren.

Recent sprak ik een aantal jongeren en geen van hen had ooit gehoord van een jeugdherberg. Wel beklaagden zij zich over het feit dat zij, door de coronapandemie, al twee jaar niet konden stappen en geen vakantie konden vieren aan buitenlandse stranden. Inderdaad, tijden veranderen en daarom reden voor mij het artikel uit 2014 op te zoeken en met een aantal aanpassingen op de BHT-website te plaatsen.

Halverwege de jaren vijftig vroeg een klasgenoot of ik er iets voor voelde lid te worden van de N.J.H.C., de Nederlandse Jeugd Herberg Centrale. Hij was al langer lid en had gezien dat er in een aantal jeugdherbergen Paaswerkkampen werden georganiseerd. Het leek mij wel wat, ik werd lid en we schreven in voor het kamp in het Utrechtse plaatsje Elst. Uiteraard op de fiets erheen, afstand zo’n 90 kilometer. Geen probleem, op onze eenvoudige fietsen met terugtraprem en zonder versnelling reden we vaker van die afstanden. Bijvoorbeeld met vrienden en vriendinnen vanuit Rotterdam een dag naar het strand in Hoek van Holland of Rockanje.

Mijn eerste momenten in een jeugdherberg zal ik nooit kunnen vergeten. We gingen ons aanmelden en in de rij wachtenden raakte ik in gesprek met Hannie, een meisje uit Amsterdam. Met haar ben ik inmiddels al heel lang getrouwd.

Een lekke band wordt geplakt. Wim (2e van li.) kijkt toe. Zie ook de degelijke kettingkast.

De sfeer en onderlinge verstandhouding met andere trekkers waren mij zo goed bevallen dat ik met genoemde klasgenoot in de zomervakantie een veertiendaagse trektocht maakte langs Nederlandse, Belgische en Duitse jeugdherbergen. Nog steeds op die oude fiets zonder versnelling, maar nu wel naast de terugtraprem een verplichte handrem. We reden door het Limburgse heuvellandschap en door delen van de Ardennen en de Eifel, elke dag gemiddeld zo’n 60 kilometer. Soms best zwaar, omhoog zonder versnelling met flink bepakte fietstassen. Omlaag ging uiteraard beter, wel uitkijken want die ene handrem werd soms gloeiend heet. De enige pech was af en toe een lekke band en dan waren er genoeg passerende trekkers die een kijkje kwamen nemen.

Ook Hannie maakte met een vriendin dat jaar een soortgelijke trektocht. Voor haar was het bezoeken van jeugdherbergen een welhaast wekelijkse bezigheid. Een grote groep sprak wekelijks af voor een weekend in een of andere jeugdherberg in de buurt van Amsterdam. Door andere verplichtingen, zoals mijn wekelijkse voetbalwedstrijd, was het weekenden vanuit Rotterdam wat minder.  Toch was er een groep gelijkgestemden uit Rotterdam en Den Haag en brachten we af en toe een weekend door in Reeuwijk of de Kaag.

Wim en Hannie met witkwast en verfemmer tijdens werkkamp Oldebroek.

De ervaringen in mijn eerste jeugdherbergjaar waren zodanig dat ik steeds meer enthousiast werd. Met Hannie, een vriendin van haar en de Haagse vrienden werd het jaar erop weer ingeschreven voor een Paaswerkkamp, deze keer in Oldebroek. Wederom werd het een geweldige belevenis waarbij Hannie en ik in dezelfde werkploeg werden ingedeeld. Zonder dat we het toen beseften, zou het verven en witten ons jaren later nog eens van pas komen in ons eigen huis.

Dat jaar slaagde ik voor het eindexamen en kreeg als beloning een fiets met drie versnellingen. In de zomervakantie werd weer een trektocht gemaakt door dezelfde drie landen, maar nu met een heel andere route. Het was toch wel duidelijk merkbaar dat ik nu reed op een fiets met versnellingen. Ter bekostiging van deze trektocht hadden we vakantiewerk verricht en kregen daarbij van de ouders een aanvulling voor elke dag een warme maaltijd. Maar ja, onderweg ging er nog wel eens iets op aan van alles en nog wat, met als resultaat dat de warme prak (te) vaak moest worden vervangen door een goedkopere broodmaaltijd. Bij thuiskomst schrok mijn moeder dan ook van de ingevallen “bekkies”, waarvan wij de schuld maar gaven aan de lange en vermoeiende tocht.

Naast werkkampen, weekends en meerdaagse trektochten waren er drukbezochte evenementen als een jaarlijkse nationale trekkersronde in Elst. De foto links toont een drukte van belang voor aanvang van de een of andere activiteit, maar toch niet te vergelijken met de drukte bij bijvoorbeeld hedendaagse festivals.
Ook waren we deelnemer aan  de wereldtrekkersronde in Vierhouten, waar op het terrein van de bekende Paasheuvel tenten waren geplaatst en bezoekers uit de gehele wereld aanwezig waren. Tien personen van verschillende nationaliteit per tent, geen luchtbedden of stretchers, maar gewoon op stro dat over de grond was uitgespreid.

Wat was het toch dat onze generatie zo enthousiast was over de jeugdherberg? Wellicht omdat er zo kort na de oorlog nog weinig anders was. De huidige generaties moeten nog wel eens lachen om wat wij toen leuk vonden, zij vinden het oubollig. Dat we de beheerders van een jeugdherberg vader en moeder moesten noemen, dat we rond tien uur naar bed moesten, dat we zonder morren deelnamen aan het corvee, dat we op onverwarmde grote slaapzalen soms wel driehoog sliepen, dat we meededen aan het volksdansen.

In gesprekken met tijdgenoten komt de jeugdherbergtijd nog vaak ter sprake, allen hebben dezelfde ervaringen. De tegenwoordige jeugd kan zich nauwelijks of niet voorstellen hoe geweldig wij het hebben gehad, voor hen klinkt het als een zwart/wit film uit lang vervlogen tijden.

Trouwens de jeugdherberg bestaat niet meer in de vorm van vroeger, is omgedoopt tot Stay Okay en is meer een hotel voor jongeren hoewel ouderen er ook welkom zijn. Enige tijd geleden reden wij voorbij een door ons ooit drukbezochte jeugdherberg en zijn even binnen gaan kijken. Opvallend verschil: nu parkeerplaatsen voor bezoekers met de auto terwijl in onze tijd de fietsenstalling overvol was.

20.2.22

Eén gedachte over “Naar de jeugdherberg”

  1. Met drie vriendinnen heb ik ook een aantal jaren met de vakanties langs jeugdherbergen gefietst.
    Alleen wij moesten van onze ouders van te voren de route uitstippelen en de betreffende jeugdherbergen aanschrijven zodat wij zeker waren van een plek.
    In die tijd zonder mobiele telefoon was het voor onze ouders een geruststelling dat, als er iets was, ons via de ouders van de jeugdherberg konden bereiken.
    Is nooit nodig geweest want wij stoere meiden ( ha, ha ) konden ons zelf wel redden.
    Totdat we een een lekke band kregen en gelukkig door de wegenwacht werden geholpen omdat wij het zelf niet voor elkaar kregen. Desondanks veel plezier gehad met deze vakanties in de JH.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.