Sportbeoefening, vroeger en nu

(door Wim Heistek)

Korfbal rond het jaar 1980 op het vlak bij de Binnenhoftoren gelegen sportcomplex van WION.

Ik weet zeker dat er bewoners zijn in de Binnenhoftoren die, net als ik, halverwege de vorige eeuw lid waren van een sportvereniging. Zijn er vandaag de dag talrijke mogelijkheden een sport te beoefenen, een aantal decennia terug was dat wel anders. Ik heb veel veranderingen van toen tot nu mogen meemaken en daarom een terugblik op een qua prestaties bescheiden sportcarrière, maar wel een waarop met veel plezier kan worden teruggekeken. In gesprekken door de jaren heen, ook met medebewoners, werd mij vaak duidelijk dat velen van hen ook bijzondere en vaak kleurrijke herinneringen hebben. Wat let u deze met ons te delen!

Ik begin mijn herinneringen in de jaren vijftig, toen volgens een bekend televisieprogramma “geluk nog heel gewoon was”.  Op straat voetbalden we ons partijtje, er waren nog nauwelijks auto’s in de straat dus ruimte genoeg. Twee stapels jassen waren de “doelpalen”, drie corners was een “pinantie” en als de wijkagent de hoek omkwam klonk het “juut bal in je zak” en vlogen we alle kanten op. Soms hadden we een oude voetbal op de kop getikt, anders bestond de bal uit proppen krantenpapier omwikkeld met een in repen gesneden binnenband van een fiets.

Tegenwoordig kan men nauwelijks de luiers ontgroeid al gaan spelen bij een voetbalclub, in mijn jonge jaren moest men daarvoor twaalf jaar zijn. De enige sport, althans in mijn herinnering, waaraan men op jongere leeftijd kon meedoen was turnen en toen werd ik daar maar lid van. Veel weet ik hiervan niet meer, alleen dat we soms met een autobus naar andere plaatsen gingen voor een demonstratie en/of een wandelmars. Alleen die busreis al, een enorme belevenis in die tijd!

Toen werd ik twaalf jaar en mocht lid worden van V.V.O.R., een voetbalclub in de wijk Kralingen waar we toen woonden. Ik kreeg voor mijn verjaardag een paar echte voetbalschoenen met van die ouderwetse stalen neuzen en hoge noppen. Als ik nu kijk naar een foto van mijn eerste jeugdelftal dan vallen twee dingen op: de verscheidenheid aan tenues en de reservespeler (staande links) die gekleed ging in zijn lange winterjas, want van trainingspakken hadden de meesten nog nooit gehoord.

Ik woonde dus in Kralingen en ging spelen bij een Kralingse club, dus denkt u dat ik lekker dicht bij huis kon gaan spelen. Mis, helemaal mis! Er was een schrijnend tekort aan vooral eigen sportaccommodaties en veel verenigingen hadden geen andere mogelijkheid dan te gaan spelen op een van de grote gemeentelijke sportcomplexen. Voor ons was dat Laag-Zestienhoven, aan de andere kant van de stad. Vanuit Kralingen een aardig eindje fietsen, maar was men er eenmaal dan had je ook wat. Een gigantisch complex met een heel groot aantal velden. Door het vele gebruik aan het eind van een seizoen welhaast allemaal zonder gras. Een hele rij kleine kleedkamers met houten banken langs de muur, een zinken trog met een paar kranen met koud water en zowaar ook een douche. Tegen inworp van een stuiver of dubbeltje zou er warm water uit moeten komen, maar dat gebeurde zelden. Trouwens, onze thuiswedstrijden waren gezien de afstand beter te betitelen als uitwedstrijden, er waren nota bene echte uitwedstrijden die dichter bij huis waren.

Tegenwoordig kan men het zich nauwelijks voorstellen maar ik was zestien jaar en nog nooit in het buitenland geweest en geloof me, ik was daarbij niet de enige. Op een bijzondere manier zou hierin verandering komen. Befaamd in die tijd waren de jaarlijkse tweedaagse sportwedstrijden tussen de scholierenploegen van Rotterdam en Antwerpen. Groot was de animo om deel te mogen nemen en daarom waren er heel wat selectiewedstrijden nodig om in de ploeg te komen die Rotterdam ging vertegenwoordigen. Bij voetbal viel ik al af in de eerste selectiewedstrijd, maar dat was geen schande. Als speler van V.V.O.R. legde ik het uiteraard af tegen die van de grote clubs. Meer succes had ik met atletiek en werd gekozen in de estafetteploeg 10 x 80 meter. In Rotterdam had ik een jaar eerder al eens mee mogen doen, maar nu zou het in Antwerpen zijn, in het buitenland dus. België was toen nog echt buitenland, compleet met controles aan de grens. Dagen tevoren was je al nerveus, je kreeg hiervoor twee dagen vrij van school, moest een paspoort aanvragen en dan met de bus voor het eerst van mijn leven de grens over en zelfs daar blijven overnachten. Wauw, wat een onvergetelijke belevenis. De meesten kenden niet de rijkdom van een trainingspak, we kregen deze in bruikleen van de gemeente Rotterdam om vooral te dragen bij het grote defilé in het Olympisch Stadion van Antwerpen. U ziet mij op de foto achter de hockeyploeg, onder de letter G van Belga.

Na dit buitenlands uitstapje terug naar het voetballen. V.V.O.R. was van oorsprong een christelijke vereniging en speelde zijn wedstrijden uitsluitend op zaterdag. De gemeenten op de (toen nog) eilanden ten zuiden van Rotterdam hadden over het algemeen een zeer kerkelijke bevolking en voetballen op zondag was daar dan ook uit den boze. De uitwedstrijden in mijn seniorentijd zouden zich voor een groot deel dan ook afspelen op de eilanden. Dat betekende voor ons op de zaterdagmiddag reizen naar Goeree-Overflakkee, Voorne-Putten, de Hoekse Waard en Rozenburg. Niemand had nog een auto, voor fietsen was het te ver en de vereniging kon de kosten van een bus huren niet dragen. Resultaat uren reistijd met een lijnbus of met de stoomtram. De huidige bruggen en tunnels waren nog niet allemaal gereed en dus moest er ook worden overgevaren. Neem als voorbeeld een wedstrijd tegen Rozenburg, nu pak je de auto en bent binnen een half uur ter plaatse. Destijds per tram of bus naar Rotterdam CS, de trein naar Maassluis, met de veerpont naar Rozenburg en het laatste stukje lopen. Waren we aan de late kant dan begon het verkleden al op de veerpont. Vonden we dat vervelend? Neen, in het geheel niet, we wisten niet beter.

Trainingsaccommodaties ontbraken haast overal, op de gemeentelijke complexen mocht je wel wedstrijden spelen maar niet trainen. V.V.O.R. kon dit, relatief dicht bij huis, op een bijzondere wijze oplossen. We hadden geen specifieke voetbaltrainer, maar een conditietrainer die ook de Schaatsvereniging Rotterdam trainde. Zijn trainingen vonden plaats in het Kralingse Bos (foto onder: leuk hoor die sprints in het zand van de ruiterpaden). Aan de rand van het bos was aan de Terbregseweg een café gevestigd. Boven was de zogenaamde gelagkamer en daaronder een opslagruimte voor onder andere kratten bier en frisdrank. Daartussen een paar haken aan de muur voor kleding. Ook was er een kraan met koud water, hetzelfde koude water dat meestal ook kwam uit de enige douche.

Na de training was het altijd gezellig, er was de traditionele imitatiedrank (citroenlimonade met bier), gezamenlijk werden Europacupwedstrijden gekeken op een piepklein zwart-wit televisietoestel. En na afloop weer op de fiets naar huis, dwars door het Kralingse Bos. U zult begrijpen dat die extra trainingen veel van ons als voetballers vergden, we zeiden wel eens gekscherend: “wij raken geen bal, maar met onze conditie lopen we de reclameborden van het veld”.

Ook bij andere sporten die ik in die tijd beoefende gaat een vergelijking met het heden geheel mank. Zo speelde ik competitie volleybal, nu een bekende en veel beoefende sport, toen nog minder bekend. Een enkele wedstrijd speelde je in de toenmalige Energiehal aan de Abraham van Stolkweg, maar meer wedstrijden vonden plaats in gewone gymnastieklokalen bij scholen.

Na het volleybal ben ik gaan tennissen, ook weer zo’n verschil met nu. Neem alleen al het tenue, toen verplicht geheel in het wit. Ook de ballen waren wit en er werd gespeeld met een houten racket.

Bovenstaande herinneringen speelden zich af in de jaren vijftig en eerste helft van de jaren zestig. In 1966 verhuisden we naar de wijk Het Lage Land en ging ik een nieuw avontuur aan. Er werd een nieuwe vereniging opgericht, Alexandria’66, ik werd lid met de gedachte nu wel dichter bij huis te kunnen gaan spelen en trainen. Trainen ging nog wel op de eindeloze zandvlaktes van de wijk en vooral de wegen in aanbouw, maar ook deze vereniging moest de eerste twee jaar de thuiswedstrijden spelen in diezelfde vergaarbak van tientallen velden op Laag-Zestienhoven.

Soms waren we te gast bij een bevriende vereniging, zoals toen Alexandria begin 1967 zijn allereerste vriendschappelijke wedstrijd speelde in Schiebroek. Nu eens niet op het matige gras van Laag-Zestienhoven maar op een koolasveld, zoals uit de foto blijkt.

Toen de vereniging na twee jaar dan eindelijk een eigen thuis kreeg in de nieuwe wijk, was dat ongeveer het begin van het tijdperk dat op en in heel veel plaatsen steeds betere accommodaties werden aangelegd. Ik moet vaak terugdenken aan hoe wij de sport toen beoefenden en beleefden. Ik heb veel mogen reizen en in welk land ik ook kwam, welhaast nergens ziet men zulke fraaie en goed uitgeruste sportaccommodaties als in Nederland. Eén ding is, in ieder geval voor mij, zeker: ik ben blij dat ik het hele proces van begin tot eind heb mogen meemaken en alle veranderingen aan den lijve heb ondervonden.

(Van de redactie: we ontvangen graag uw herinneringen. U kunt die onderaan zelf toevoegen in de box ‘Geef een reactie’ of sturen naar roelien.emmelot@gmail.com. Dank alvast!)

21.3.22

2 gedachten aan “Sportbeoefening, vroeger en nu”

  1. Mooi verhaal, Wim. Ongetwijfeld kan onze medebewoner Harry de Wall uit zijn vele korfbalervaringen putten. Bijvoorbeeld over de enige korfbalwedstrijd die ooit in het Feyenoord stadion is gespeeld: de kampioenswedstrijd van de vereniging van Harry, Het Zuiden, tegen Blauw Wit uit Amsterdam.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd.