Woningnood in Rotterdam in de jaren zestig

Lex Drieduite:

“Door de herinneringen van Wim Heistek en Wil Fux ging ik ook weer terugdenken aan de woningproblemen in de tijd dat mijn Nel en ik eraan dachten om onze verloving om te gaan zetten in een huwelijk. Ik woonde in die tijd op kamers op de Meidoornsingel in Schiebroek en Nel bij haar ouders in de Snellinckstraat, een zijstraat van de ’s-Gravendijkwal. Bij het voornemen om te gaan trouwen hoorde het verkrijgen van de wettelijk vereiste toestemming van beide ouderparen; wij waren immers nog geen 30 jaar oud! Dat gaf gelukkig geen problemen, hoewel ik voor alle zekerheid mijn loonstrookje in mijn binnenzak had!

We gingen in 1960 op zoek naar een inwoning. Huisjes onder de huurwaarde: daar wisten we niets van en die ontstonden volgens mij ook later. Via een oude schoolvriend kregen we een tip: op de vierde verdieping op de Schieweg (geen lift!) was woonruimte beschikbaar. Een nieuwe fase ontstond: het gaan kopen van spullen om de woning in te richten, die bestond uit een woonkamer, een tot keuken omgebouwde badkamer, een redelijke bergruimte en een toilet. Het baden moest plaatsvinden bij de ouders van ons 2-en, zodat de keuken behouden bleef. We waren lid van een tweetal inkoopverenigingen en op de Goudsesingel kochten we onder andere de zithoek, slaapbank en keukenspullen. Tussendoor de voorbereidingen voor onze trouwdag en uiteraard waren we beiden fulltime aan het werk. Het was een heel gedoe. Uiteindelijk trouwden we in 1961 en na een low-budgethuwelijksreis naar een zeer koud Parijs, begon het ‘echte leven’. Het traplopen was goed voor de conditie en de fiets en bromfiets konden zonder risico buiten worden geparkeerd. MAAR: we hadden een contract voor 1 jaar, dus na een paar maanden startte het zoeken opnieuw.

En we hadden via een tip weer geluk: een inwoning op een eerste etage van een woning in de v.d. Veldelaan in Hillegersberg. Het was allemaal wat beter dan we gewend waren, zeker toen we na de geboorte van dochter Yvonne via de zegeltjes van Albert Hein een redelijk goedkope koelkast konden kopen. In een aflevering van ‘Toen was geluk heel gewoon’ wordt dit ook beschreven. Het was een mooie tijd in het Rode Dorp van Hillegersberg. Vlakbij het veld van de door mij opgerichte korfbalvereniging Hillegersberg, op het schoolsportveld naast de Liduinakerk.

Maar we wilden eigenlijk meer: een eigen huis leek ons wel wat, maar dat was in Rotterdam een verre droom. Uiteindelijk hakten we de knoop door en solliciteerde ik naar een baan met een eigen woning. Zo kwamen wij in 1963 terecht in Assen met een baan als kostencontroleur bij Wilco Conserven. Een bedrijf dat in de oogstcampagne in de zomer uitgroeide naar 2500 werknemers en de winter terugging naar 400 werknemers, met de nadruk op het drogen van groenten bijvoorbeeld voor de soepenindustrie. Een mooie eengezinswoning, waarbij wij in het begin twee van de drie kamers op de eerste verdieping nauwelijks gebruikten: geen geld voor de inrichting. Een half jaar later weer een verhuizing, van de Eem naar een koopwoning, een hoekwoning, aan de Delft. Een prachtige tijd in Assen en omstreken doorgebracht tot 1966. Het werk in een seizoensbedrijf betekende toch dat een half jaar er nauwelijks redelijk werk aanwezig was. Ik was gestart met een basiscursus Personeelsbeleid en we verkasten naar Rotterdam, waar ik de eerste personeelschef bij Aannemings Maatschappij J.P. van Eesteren werd. Via een ERA-flat in de Husleystraat in de Alexanderpolder, kwamen we in een eengezinswoning in Nieuwerkerk a.d. IJssel terecht en enkele jaren later verhuisden we naar Alphen aan den Rijn, waar mijn Nel helaas in 2007 totaal onverwacht overleed.

Deze terugblik ging over huisperikelen met wat daarbij een rol speelt. Ik hoop dat ook anderen ons trakteren op een duik in hun verleden.”